Van de actieve stof tot het totum van de plant

In die dagen was de markt voor voedingssupplementen nog maar weinig ontwikkeld en bestond voornamelijk uit enkele associaties van multivitaminen en mineralen. 

 

De kennis over probiotica was ook beperkt. Hun gebruik beperkte zich tot de levensmiddelenindustrie (yoghurtproductie, wijnfermentatie) en diervoeder. Echter wel bekend was dat, vooral door het gebruik van gefermenteerde melk (yoghurt, lassi in India enz.), dat ze het darmcomfort konden verbeteren. Ook was men bekend met het belang van een gezonde spijsverteringsflora en wist me dat deze een belangrijke rol speelde bij het opnemen van voedingsstoffen.

 

Deze observaties brachten Dr. Leclerc, oprichter van het PiLeJe laboratorium, ertoe een innovatief onderzoekspad in te slaan: een formule ontwikkelen die het lichaam in staat zou stellen om van deze melkzuurbacteriën, waarvan men de rol vermoedde,  te profiteren zonder dit toe te passen op de voeding.  
Dit onderzoek leidde tot het ontstaan van de eerste gezondheidsoplossing en bestond uit een combinatie van probiotische stammen die in Frankrijk werd verkocht. 

Honderden stoffen die bekend staan als actief

De bestanddelen die noodzakelijk zijn werkzame voor de eigenschappen van medicinale planten zijn onder andere:

 

  1. de moleculen die werkelijk actief zijn door haar farmacologische werking. Dit zijn de actieve bestanddelen
  2. en de moleculen die geen eigen farmacologische werking hebben, maar die in ons lichaam het effect en de tolerantie van de actieve bestanddelen kunnen moduleren en de opname ervan verbeteren. Dit zijn de ‘nuttige’ bestanddelen

 

Deze complexe combinatie van moleculen verleent de plant medicinale eigenschappen die soms verschillen van de eigenschappen die worden verkregen door slechts enkele bestanddelen die zijn verkregen door een selectieve extractie. 

Aandacht voor het ‘totum’ van de plant

Alle actieve en nuttige moleculen van de plant vormen samen het totum. Over het algemeen is echter geen enkele molecuul afzonderlijk in staat om dezelfde resultaten te bereiken als de oorspronkelijke plant. 

 

Anders gezegd is in de fytotherapie 1 + 1 = 3… en zelfs meer dan dat! Het geheel, dat wil zeggen de plant of het deel van de plant dat in z’n geheel wordt gebruikt, is beter dan de som van de delen.

Kurkuma bevat ook polyfenolen, waaronder curcumine, dat als het wordt afgescheiden en gecombineerd met bestanddelen waardoor de biobeschikbaarheid ervan wordt verbeterd, krachtige ontstekingsremmende en antioxidante eigenschappen heeft. Als kurkuma wordt gebruikt als totum zit er een lagere concentratie curcumine in maar de biobeschikbaarheid wordt beter door de werking van de andere bestanddelen. Essentiële oliën en polysachariden zorgen bijvoorbeeld dat de plant eigenschappen heeft die zorgen voor cardiovasculaire bescherming, bescherming van de lever en een goede spijsvertering, met name door de productie van gal en stoffen tegen maagzweren.

 

Soms is het gebruik van het totum noodzakelijk, zoals met adaptogene planten (rhodiola rosea, ginseng, eleutherococcus, vlezige hokjespeul enz.) die een zeer grote moleculaire rijkdom hebben die in zijn geheel verantwoordelijk is voor haar talrijke eigenschappen. Bijvoorbeeld de meidoorn waarvan geen enkel van de op zichzelf werkzaam gedeeltes apart de farmacologische eigenschappen van de totale plant kan vertonen.

Zo kan men ervoor kiezen om slechts een deel van de moleculen van de plant te exploiteren, zoals het geval is met de gedeeltelijke extractie van sommige actieve stoffen, of een extractiemethode te gebruiken die in staat is het totum van de plant te reproduceren.

 

Met gedeeltelijke extractie kunnen actieve stoffen worden geïsoleerd (wat nuttig kan zijn om ze te scheiden van andere, potentieel giftige bestanddelen van de plant zoals de andrographolides van de andrographis of Indiase gentiaan) en/of om de werkzame stof in het eindproduct te verhogen (zoals bij de curcuminoïden van de kurkuma). Deze praktijk mondt uit in een ‘moleculaire fytotherapie’ die gelijkenissen vertoont met de allopathie gebaseerd op het gebruik van synthetische moleculen. 

 

Het gebruik van het totum beoogt alle actieve en nuttige stoffen van de plant te exploiteren om de volledige medicinale werking te kunnen reproduceren. 
Hiervoor is het nodig om de juiste industriële procedés te gebruiken, waarmee alle bestanddelen van de plant worden gewonnen en ze intact worden gereproduceerd

De plantenextracten die in de fytotherapie worden gebruikt kunnen worden verkregen uit de plant, of een deel van de plant, droog of vers. 

 

Echter het drogen van de plant kan soms leiden tot kwaliteitsverlies van de meest kwetsbare stoffen, en dus tot het verminderen van de werking ervan.
Als de verse plant wordt gebuikt, kan worden geprofiteerd van alle eigenschappen van de plant, maar hiervoor is het nodig de plant snel na het oogsten in te vriezen. 

 

Het laboratorium PiLeJe heeft ervoor gekozen zijn fytotherapeutische oplossingen te bereiden op basis van de verse plant.

Bronnen :

  1. Jacques Fleurantin (2013) Du bon usage des plantes qui soignent. Editions Ouest-France.
  2. Eric Lorrain (2019) Grand Manuel de phytothérapie. Editions Dunod.
  3. Jean-Pierre Théallet (2016) Le guide familial des plantes qui soignent. Editions Albin Michel. 
  4. Laetitia Bonifait, Daniel Grenier. Les polyphénols de la canneberge : Effets bénéfiques potentiels contre la carie dentaire et la maladie parodontale. J Can Dent Assoc 2010;76:a130_f
  5. Website van de internationale vereniging voor endobiogene geneeskunde en integratieve fysiologie SIMEPI: 
    https://www.simepi.info/spip.php?article57