Volgens de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) zouden meer dan 2 miljard mensen over de hele wereld kunnen lijden aan ondervoeding door tekorten aan micronutriënten. Tekorten aan vitamine A, ijzer, magnesium en jodium zijn wereldwijd de meest voorkomende vormen van tekorten aan micronutriënten.
Om het anders te zeggen: we kunnen constateren dat de huidige voeding, ondanks de hoeveelheid calorieën arm kan zijn aan micronutriënten of zelfs ‘leeg’ is!
Als het gehalte aan micronutriënten van een voedingsmiddel hoog is en de energetische waarde (of calorische waarde) laag, hebben we het over een ‘hoge voedingsdichtheid’. Dat geldt bijvoorbeeld voor fruit en groente.
Als daarentegen de energetische waarde van een voedingsmiddel hoog is maar het weinig micronutriënten levert, hebben we het over een ‘lage voedingsdichtheid’.
Producten met een lage voedingsdichtheid worden samen aangeduid met de term ‘lege calorieën’. Het gaat dan vaak om erg zoete en/of vette voedingsmiddelen, bijvoorbeeld taart, luxebroodjes, granenrepen, snoepjes, zoete dranken, ijs, vleeswaren, friet, hamburgers of andere ‘klaar-voor-consumptie’ producten.
We zijn niet allemaal gelijk als het om tekorten aan micronutriënten gaat. Voor sommigen is de impact zeer klein, bij anderen kunnen deze tekorten leiden tot functiestoornissen die op hun beurt ziekten tot gevolg kunnen hebben, of het verergeren van een ziekte.
Met onze huidige wetenschappelijke kennis kunnen we verschillende verklaringen geven voor deze ongelijkheid.
Deze hangt af van het functioneren van de spijsverteringsorganen (leversap, galsap, pancreassap enz.) en van het evenwicht van het ecosysteem van de darmen, dat sterk beïnvloedt wordt door de gesteldheid van de microbiota (of darmflora).
Antibiotica, een buikgriep, chronische spijsverteringsstoornissen (constipatie, opgezetheid e.d.) of langdurige stress hebben namelijk gevolgen voor de opname van micronutriënten, die in deze gevallen niet altijd optimaal is.
Deze heeft te maken met genetische aanleg en de manier van leven (sedentair leven, stress enz.). Sommige mensen zijn ‘zuinig’ met micronutriënten, anderen ‘verbruiken’ er meer.
Het verbruik stijgt bijvoorbeeld als het lichaam te maken krijgt met stress (fysiek of intellectueel), zeker als deze stress hevig is of langdurend.
Het verbruik is hoger bij vrouwen tijdens de zwangerschap.
Het wordt ook beïnvloed door milieufactoren zoals tabak, alcoholgebruik, maar ook ziekten, vooral langdurige of chronische ziekten (die verantwoordelijk zijn voor ontstekingen en/of spijsverteringsstoornissen).
Tot slot kunnen bepaalde medicijnen de reserves van sommige micronutriënten verbruiken.
Bronnen :