Herkomst van de fytotherapie

Duizenden jaren lang vormde het gebruik van planten de voornaamste ‘remedie’ tegen talrijke ziekten. 
Een van de eerste boeken gewijd aan medicinale planten is het Papyrus Ebers (genoemd naar de Duitse Egyptoloog die de vertaling ervan heeft gemaakt) met daarin een inventaris van enkele honderden planten, en waarvan men denkt dat het ten minste dateert uit 1500 voor Christus. Veel later, in de 9e eeuw, beveelt Karel de Grote het kweken van medicinale planten aan in kloosters en abdijen om het therapeutische gebruik ervan te bevorderen. 

De planten werden allereerst in hun geheel of delen ervan (wortels, blad enz.) werden allereerst in de oorspronkelijke staat gebruikt en dan met name als kruidenthee of aftreksel. Door het gebruik en het observeren van de effecten ervan konden beetje bij beetje de goede eigenschappen worden vastgesteld… en soms de gevaren!
In de 19e eeuw neemt de kennis over de actieve bestanddelen en de therapeutische eigenschappen ervan snel toe. De ontwikkeling van de chemie leidt dan tot het isoleren van bepaalde moleculen en tot het identificeren ervan: dat is bijvoorbeeld het geval bij morfine uit de opiumpapaver, die nu dé pijnstiller is die door chemische synthese wordt verkregen, en ook bij codeïne, een andere molecuul die uit de papaver is geïsoleerd wat gebruikt wordt als hoestmiddel en pijnstiller.

Geleidelijk aan worden nieuwe plantaardige moleculen geïdentificeerd en getest door farmacologen en onderzoekers, bijvoorbeeld op modellen in vitro of in vivo, om de farmacologische activiteit ervan te meten. 
Zo wordt er uit digitalis, die giftig is voor het hart als hij onbewerkt wordt ingenomen, een actieve stof geïsoleerd, digoxine, die in lage dosis juist voorgeschreven kan worden als hartversterkend middel. Uit moerasspirea of wilgenschors wordt een salicylderivaat gewonnen wat de voorloper is van onze huidige aspirine. In roze maagdenpalm vinden we alkaloïdes, vinblastine en vincristine, die nu worden gebruikt in de samenstelling van medicijnen tegen kanker.

 

Enkele andere voorbeelden van de vele therapeutische toepassingen die het plantenrijk ons biedt zijn colchicine (wordt gebruikt om jicht te behandelen), dat wordt gewonnen uit herfsttijloos, kinine (een antimalariamiddel) gewonnen wordt uit de bast van de kinaboom, atropine (een parasympathicolyticum) uit belladonna, of paclitaxel (een anti-kankermedicijn), dat wordt geïsoleerd uit de taxusboom.

Bronnen: